GIPS IN HET ALGEMEEN
Het mineraal gips, met de samenstelling CaSO4.2H2O, komt gewoonlijk voor als kleurloze, transparante monoculaire kristallen en wordt gerekend tot de sulfaten. Behalve als grote kristallen komt het ook vaak massief of in fijnkorrelige massa’s voor. In Noord-Amerika is als korrelige massa de woestijn “White Sands” bekend.
Namen voor bepaalde vormen van dit mineraal zijn: gipsalbast (de massieve vorm), gips- of satijnspaat, ook mariaglas of draadgips genoemd (de vezelige vorm), en seleniet (de fraai uitgekristalliseerde vorm). Gips is de gewoonste van alle sulfaatmineralen. Het “gipsgesteente” is ontstaan in relatief vlakke evenbekkens welke van de oceaan afgesloten werden en onder gunstige klimatologische (warme) omstandigheden langzaam verdampten. Dit gebeurde ca. 250 miljoen jaar geleden. Zo vormden zich kristallen die zich laag voor laag opstapelden zoals zout, calcium, magnesium, sulfaationen e.a. Voor de productie zijn de volgende calciumsulfaten belangrijk:
- anhydriet (CaSO4)
- dihydraat (CaSo4.2H2O)
In de loop van de tijd zijn de zouten door het hemelwater in de rivieren naar zee afgevoerd. Er bleef zuivere gips over. Het dihydraat is bruikbaar voor productie. Zo vormden zich bekkens in Frankrijk, Midden-Europa, Afrika en Amerika.
Gipsgesteente kan bruin, groen, roze, rood of wit zijn. Het gesteente komt zowel in bergmassieven voor als diep onder de oppervlakte van de aarde. (Zelfs in Nederland bevindt zich een gipslaag; deze is echter door zijn diepteligging onrendabel).
In Luxemburg bevindt zich een rendabele “nachtbouw”. In Duitsland formeerde zich aan de zuidrand van het Harzgebergte een groot gipsbekken. Het gesteente wat zich in het Harzgebied bevindt, heeft een reinheidsgraad van ca. 95 % en is dus bijzonder geschikt voor de productie van tandtechnisch gips. De in Frankrijk gevormde bekkens zijn niet zo rein. Bekkens in Noord-Amerika hebben een mooie kristalvorm (stone soorten). Ook Engeland heeft een mooi gipsbekken. Hierdoor laat de gipssteen zich gemakkelijk van elkaar onderscheiden.
In Duitsland komt natuurgips voor als bergmassieven; op de bergmassieven bevindt zich een mooie flora. Om bij het delven zoveel mogelijk onreinheid te voorkomen, worden de aardlagen en de zich daarop bevindende planten zorgvuldig weggehaald. Door mijnbouwingenieurs wordt daarna de kwaliteit van de lagen door proefboringen bepaald. Het delven geschiedt met zwaar materieel, geholpen door dynamiet.
De gipsfabrieken die natuurgips delven zijn verplicht het afgegraven gebied in de oorspronkelijke staat terug te brengen plus de daarop behorende flora. Het is achteraf bijna niet meer vast te stellen dat er van een bepaald gebied in een eerdere periode gipsstenen gedolven zijn. Hierdoor stegen de productiekosten van natuurgips sterk en had tot gevolg dat de belangstelling toenam naar het zoeken naar andere vormen van gipsproductie.